LACHEN ALS GEKKEN IN DE MOORDCENTRALE

Schrijver
Hannie Visser-Kieboom
Locatie
Stationsweg 5, Geertruidenberg
Thema
Vervolging

De Joodse gemeenschap in Geertruidenberg is klein, de weinige leden ontmoeten elkaar wekelijks op sjabbat in de synagoge die in de schaduw van de majestueuze Geertruidskerk staat. Het is niet ver van de Koestraat, waar Bethrina Kooperberg met haar zussen en broer opgroeit. In de canon van Geertruidenberg staat te lezen dat het laatste grote feest in de synagoge het Bar Mitswa van Jaap (Jacob) Kooperberg is geweest. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn de zussen Netty, Betsy en Trijntje al verloofd of getrouwd en wonen niet meer in Geertruidenberg. Oudste dochter Bethrina is dan nog steeds vrijgezel, ze woont in bij haar oude oom Salomon en haar tantes Rika en Sofia (Fie) Kalker aan de Stationsweg in Geertruidenberg. Ook is ze vaak te vinden bij de familie Van Beek, waar ze past op de nog jonge kinderen Jet en Jan.

Na de Duitse bezetting lijkt het leven nog zijn gewone gang te gaan, maar allengs worden de eerste maatregelen tegen de Joden genomen. Februari 1941 worden de veertien Joodse inwoners van Geertruidenberg verplicht zich te registreren. Oom Salomon Kalker geeft 26 april 1941 zijn radio af op het gemeentehuis. Zijn er in die eerste jaren nog contacten tussen alle gezinsleden? Ziet Bethrina haar zussen nog weleens? Zus Trijntje wordt opgepakt tijdens een razzia in Amsterdam en op 24 juli 1942 vergast in Auschwitz. Wisten haar ouders van haar wrede lot? Niet lang daarna duikt broer Jaap onder, net als haar ouders Mozes en Magdalena Kooperberg. Ze worden 18 november 1942 uitgeschreven uit het bevolkingsregister in Geertruidenberg. De zussen Netty en Betsy weten ook een onderduikadres te vinden. Bethrina is met haar blonde haren niet direct herkenbaar als Joodse vrouw, hoopt ze zo de dans te ontspringen? Wil ze niet onderduiken of wil ze haar oude oom en tantes niet in de steek te laten? Oudere inwoners van Geertruidenberg weten dat Bethrina lijdt aan toevallen en dat zou mogelijk gevaar opleveren bij het onderduiken. Of vertrouwt de immer optimistische Bethrina op de goede afloop?

 

Op 9 april vertrekt ze samen met nog negen andere Joodse bewoners uit Geertruidenberg naar Kamp Vught. Ze stappen vrijwillig op de trein naar Den Bosch. De burgemeester had nog een vergeefse poging ondernomen om de drie oudste Joden in Geertruidenberg achter te laten blijven. Bethrina is nog optimistisch als ze op de trein stapt. Naar omstanders roept ze ‘Ik ben ziek en kom zo terug’. Eenmaal in Kamp Vught stuurt ze nog een brief en een briefkaart aan de familie Van Beek,  gedateerd 24 april 1943.

 

De eerste nacht dat we hier waren hebben Tante Fie en ik ondanks alles liggen lachen als gekken. Zooals het er toen toeging, niemand kon slapen en huilen, gillen. Enfin het was vreeselijk gewoon, maar nu gaat het slapen toch beter, en vind je het naar als ’s morgens de bel gaat.

 

Verleden week zondag mochten de mannen niet komen, toen liepen alle dames naakt in de barakken, reden we ontluisd moesten worden en toen het er op aan kwam gebeurde het maandagavond 9 uur dus die dag ook weer geheel naakt.

 

O, als jullie toch eens door een spleetje ons konden zien, U weet dat ik altijd optimistisch was hé, en heb dagen van nog hoor maar soms denk je dat heel het kamp gek wordt van de behandeling. Het is nog minder dan min zooiets had ik me nooit voor kunnen stellen, we leven nog minder dan de beesten.

 

Ze noemen het hier de moordcentrale en als jullie zouden weten hoe wij het hier hebben zouden de poorten bestormd worden maar we hebben nu goede moed kan dat?

 

Niet lang na het laatste levensteken van Bethrina Kooperberg wordt ze op 9 mei 1943 naar kamp Westerbork gebracht. Twee dagen later vertrekt haar trein naar Sobibor en op 14 mei 1943 wordt de gaskraan opengedraaid voor Bethrina Kooperberg. Toch is Geertruidenberg haar niet vergeten, na 75 jaar leeft haar naam nog altijd voort in een struikelsteen voor de deur van haar laatste huis op Stationsweg 5.

 

FOTO – Stolperstein (Struikelsteen)

FOTO – Bethrina met drie anderen

SAMENWERKENDE PARTNERS

LAUGHING LIKE MADMEN IN THE MURDER COMPOUND

Author
Hannie Visser-Kieboom
Location
Stationsweg 5, Geertruidenberg
Theme
Persecution

The Jewish community in Geertruidenberg was small, its few members met every week on the Sabbath in the synagogue that stood in the shadow of the majestic Geertruidskerk church. This was not far from the Koestraat, where Bethrina Kooperberg grew up with her sisters and brother. Records in Geertruidenberg show that the last major celebration in the synagogue was Jaap (Jacob) Kooperberg’s Bar Mitzvah. By the time the Second World War broke out the sisters Netty, Betsy and Trijntje were already engaged or married, and no longer lived in Geertruidenberg. The oldest daughter Bethrina was still single and lived with her ageing uncle Salomon and her aunts Rika and Sofia (Fie) Kalker in the Stationsweg in Geertruidenberg . She could often be found at the Van Beek family where she looked after the young children Jet and Jan.

After the German invasion it seemed that life would go on as normal, but the first measures against the Jewish community were gradually being taken. The fourteen Jewish residents of Geertruidenberg were forced to register in February 1941. Uncle Salomon Kalker handed in his radio at the town hall on 26 April 1941. Was there any contact among all the family members in these first years?  Would Bethrina ever see her sisters again?  Sister Trijntje was arrested during a raid in Amsterdam and gassed in Auschwitz on 24 June 1942. Did her parents know of her cruel fate? Not long after this her brother Jaap and her parents, Mozes and Magdalena Kooperberg, went into hiding. They were removed from the municipal register in Geertruidenberg on 18 November 1942. Sisters Netty and Betsy also managed to find a hiding place. Bethrina’s blonde hair did not immediately give her away as being a Jewish woman, so did she hope to get away with it? Did she want to go into hiding or did she not want to abandon her old uncle and aunts? Older residents of Geertruidenberg knew that Bethrina suffered from epilepsy and that this could prove dangerous when in hiding. Or did the ever-optimistic Bethrina hope for a happy ending?

 

On 9 April they left Geertruidenberg for Camp Vught with nine other Jewish residents. They took the train voluntarily to ‘s-Hertogenbosch. The mayor made a vain attempt to allow the three oldest
Jews to remain in Geertruidenberg. Bethrina was still optimistic as she boarded the train, and called to bystanders ‘I’m sick and I’ll be coming back’.  Once in Camp Vught she sent a letter and a postcard to the Van Beek family, dated 24 April 1943.

 

The first night we were here Aunt Fie and I laughed like madmen, despite everything. As it happened, nobody could sleep, cry or scream. Anyway, it was just horrible but it’s getting easier to sleep now, and now when the bell rings I don’t want to get up.

 

Last week the men could not come on the Sunday as all the women were naked in the barracks, as we had to be deloused. In the end it didn’t happen until 9 o’clock on the Monday evening so we had been naked that whole day, too.

Oh, if you could see us through the keyhole, you know that I was always optimistic and sometimes I still am but there are days when I think the whole camp is going crazy with the treatment.  It’s worse than I could ever have imagined and they treat us worse than animals.

 

They call this place the murder compound and if you knew what it’s like here, the gates would be stormed, but we still are still in good spirits, as if that’s possible.

 

Not long after this last sign of life, Bethrina Kooperberg was taken to Camp Westerbork on 9 May 1943. Two days later her train left for Sobibor and on 14 May 1943 the gas taps were turned on for Bethrina Kooperberg. But she was never forgotten in Geertruidenberg, her name lives on after 75 years in a brass plate next to the door of her last house on Stationsweg 5.

PARTNERS