DE DAG DAT MARIA NIET KEEK
Piet Snijders
Locatie
Ommel
Thema
Strijd 1944
Nu moet hun schuilkelder zijn nut bewijzen. ‘s Avonds is er even gesteggel wie naast wie mag. ‘Niet zeuren’, commanderen de ouders, ‘gewoon op leeftijd.’ De gezinnen slapen niet veel die nacht, maar de volgende ochtend zijn ze er nog. De nieuwe oorlogsdag voert hen terug ‘t huis in. Maar het krijgsgeweld wordt nu zo hevig dat de Michielsen en Klausen rond kwart voor elf opnieuw de schuilkelder in vluchten. Met twintig man – niet alle kinderen zijn thuis – duiken ze nu gedisciplineerd de sloot in.
Ineens, in een ondeelbare seconde, gebeurt het. Een granaat raakt een van de twee dikke lindebomen pal achter de schuilkelder. Het projectiel valt stil en recht naar beneden, waar de ontploffing in de loopgraaf dood en verderf zaait. De ontreddering is compleet. Buurtbewoners schieten te hulp. Acht kinderen zijn op slag dood; daarnaast zijn er zes gewonden van wie vijf ernstig. Van hen sterven er later nog drie. In totaal elf doden…
Het gezin Michiels verliest Miet (19), Thea (15), Louis (14), Hendrik (12), Nella (11) en Martien (6). Na weken bezwijkt ook moeder Helena (46). Zij sterft van verdriet, weet heel Ommel.
In het gezin Klaus net zo’n drama. Jan (12), Leo (11), Anna (9) en Dina (8) laten het leven. Martien (7) en zijn zusje Riet (5) zijn zwaargewond, maar overleven.
Dora Michiels – toen 8 jaar en gewond – herinnert zich ‘rook, stof, angst, huilen en gillen’. ‘Iedereen die kon wilde eruit. Ik pakte het handje van mijn broertje Martien. Maar die gaf niet mee. Hij had maar een klein gaatje boven in zijn hoofd. Verder niets. Maar hij was wel dood.’
De andere Martien, toen 7 jaar en de jongste zoon van de familie Klaus: ‘Het rook in de schuilkelder en het stonk. Ik lag tussen allemaal dode kinderen. Net als m’n zusje Riet bloedde ik zo erg, dat de buren ons ook al afschreven.’
De hulpverlening wordt ernstig gehinderd door het niet aflatende strijdgewoel. De zwaargewonde slachtoffers zijn dan ook nog steeds in Ommel in de helse nacht dat het dorp in vlammen opgaat. Pas de volgende dag – zaterdags – worden ze naar ziekenhuizen gebracht, een tocht met hindernissen.
Dora Michiels: ”Moeder en ik werden die dag in een zwarte auto met witte vlag door de frontlinie geloodst. Om de tien meter lag een dood paard op de weg. Om ons door te laten moesten Engelse soldaten de paarden van de weg af trekken. Ook lagen er veel Duitse militairen.”
Dora Michiels kon vijftig jaar lang niet praten over wat haar overkwam. Lotgenoot Martin Klaus had daar geen moeite mee. In 1994 kreeg hij Dora zover dat zij samen deelnamen aan de jaarlijkse Dodenherdenking. Sindsdien trekken ze vaker gezamenlijk op als het over de oorlog gaat. Dora heeft indertijd deskundige hulp gemist. Martien – ook al keek O.L. Vrouw van Ommel even niet toen het noodlot toesloeg – vond steun in het geloof. Hij koestert geen wrok. ”Alle soldaten – ook de Duitse – deden wat ze doen moesten. De Duitsers mogen van mij gerust bij onze Dodenherdenking zijn. Wij zijn oorlogsslachtoffers, maar zij net zo goed.”
https://youtu.be/UV43na_XUZg
Vernielingen in Asten-centrum
(foto: Imperial War Museum)