THE SAVIOUR OF THE LANGSTRAAT

Author
Elias van der Plicht
Location
The farm of the Koekkoek family in Dussen.
Theme
Resistance

He was so happy and relieved. On Monday 30 October 1944, Sprang-Capelle, the place where 21-year old Jan Hendrik de Rooij was born and lived was liberated. Three days earlier, Jan had seen the Allies arrive in Tilburg, fifteen kilometres to the south. It was in Tilburg that he’d gone into hiding, having refused to work any longer in a shoe factory in Germany – he’d been ordered to work there under the forced labour rules of the occupation. The arrival of the Allies meant an end to the yoke that he and his loved ones had lived under for so long.

Someone has to step up

But although Jan was able to enjoy freedom in the place where he was born, just a couple of kilometres further north, the German occupation was still underway. There, in the area around Heusden and Altena, on the other side of the River Maas, the Wehrmacht eventually assembled 16,000 soldiers, with the apparent aim of forcing a way from there through to the harbour at Antwerp. Members of the André Group, an underground movement from Sprang-Capelle, which Jan had been part of while he’d been in hiding, decided that they needed to head to the other side of the River Maas with a radio transmitter so they could send information about German activity in the north of Brabant back to the Group. Jan volunteered himself. He told his mother about his intention to cross the water: someone had to step up, and it might as well be him. He didn’t yet have a family or a sweetheart.

A great deed

On 4th December Jan was in Dussen, a village on the other side of the River Maas. He ended up at the farm of the Koekkoek family, where to the outside world he pretended to be a servant, while in fact, for three weeks he’d send regular messages back to the André Group about German troop movement from a hiding place in the attic of one of the barns. Jan made a promise to the family: that if anything went wrong, he’d take all of the blame.

And things did go wrong. On 22nd December, the occupying forces attacked the farm where Jan was staying. The Koekkoek family and a passing visitor were threatened with being shot. It seemed that Jan would be able to get away though, as he wasn’t at the farm at the time the soldiers arrived. When he did arrive, he was told what had happened by a few people who had seen everything that had gone on. An eye witness said: “We warned him not to go back to the farm. But Jan went anyway. He freely surrendered to the Germans, knowing what the consequences would be. He had made a promise to the family, and he wanted to fulfil it: if the radio transmitter was found, he’d take the blame.”

Jan was arrested and transferred to Amsterdam. There, he was shot by firing squad on 6th January 1945. When his mother heard that her son had been killed, she said “Then he must have done a great deed.”

 

A few months later, a young man arrived at the home of the De Rooij family. He’d been one of Jan’s cellmates, and he’d come to give Jan’s parents a few final words from him. “Don’t mourn me”, Jan had said. “Everything’s fine, I’m going to a better home”.

On 7 July 1945, Jan was reinterred at the reformed church in Sprang-Capelle. He was later posthumously awarded the Bronze Lion for the incredible courage he’d shown. By then he was already known as the saviour of the Langstraat. Stories about Jan have grown to mythical proportions. Some say that he was dragged behind a car to the capital city, and tortured there for a long period. Jan is a hero.

PHOTO
Jan de Rooij
(Image: © Heemkunde Sprang Capelle)

PARTNERS

DE REDDER VAN DE LANGSTRAAT

Schrijver
Elias van der Plicht
Locatie
De boerderij van de familie Koekkoek in Dussen
Thema
Verzet
Wat was hij blij en opgelucht. Op maandag 30 oktober 1944 werd Sprang-Capelle bevrijd, de geboorte- en woonplaats van de eenentwintigjarige Jan Hendrik de Rooij. Drie dagen eerder had Jan de geallieerden al zien arriveren in het vijftien kilometer zuidelijker gelegen Tilburg. In die stad zat hij ondergedoken nadat hij had geweigerd om in het kader van de gedwongen arbeids­inzet nog langer in Duitsland in een schoenenfabriek te werken. Met de komst van de bevrijders was het juk waaronder hij en de zijnen zo lang hebben geleefd, eindelijk afgeworpen.

Iemand moet het doen

Maar terwijl Jan op zijn geboortegrond van de vrijheid proeft, is de Duitse bezetting een paar kilometer noordelijker nog niet beëindigd. Daar, in het Land van Heusden en Altena, aan de overkant van de Maas, heeft de Wehrmacht uiteindelijk 16.000 militairen verzameld met het kennelijke doel om vandaaruit een doorsteek naar de haven van Antwerpen te forceren. Leden van de Groep André, een ondergrondse beweging uit Sprang-Capelle, waarvoor Jan tijdens zijn onderduiktijd actief is geweest, besluiten dat ze met een telefonie zender de rivier moeten oversteken, zodat berichten over de Duitse activiteiten in het noorden van Brabant overgeseind kunnen worden. Jan steekt zijn vinger op. Hij vertelt zijn moeder van zijn voornemen het water over te varen: iemand moet het doen en dan is het maar beter dat hij zal gaan. Hij heeft immers geen gezin en geen meisje.

Een grote daad

Op 4 december is Jan in Dussen, een dorpje aan de andere kant van de Maasoever. Hij komt terecht op de boerderij van familie Koekkoek, waar hij zich voor de buitenwacht voor­doet als knecht, maar ondertussen drie weken lang regel­matig op de zolder van een schuur mededelingen over de Duitse troepenverplaatsingen naar de Groep André stuurt. Jan belooft het boerengezin dat hij alle schuld op zich zal nemen als het ooit misloopt.

En mis loopt het. Op 22 december doet de bezetter een inval in de boerderij waar Jan verblijft. De familie Koekkoek en een toevallige bezoeker dreigen te worden doodgeschoten. Zelf lijkt Jan de dans te ontspringen doordat hij op dat moment niet op het erf aanwezig is. Wanneer hij komt aanlopen, wordt hij op de hoogte gebracht door enkele mensen die alles hebben zien gebeuren. Een ooggetuige: ‘We waarschuwden hem niet verder te gaan. Jan ging toch. Geheel vrijwillig meldde hij zich bij de Duitsers, wetend wat de gevolgen zouden zijn. Hij hield zich aan zijn belofte verantwoording voor de zender te zullen dragen.’

Jan wordt ingerekend en overgebracht naar Amsterdam. Daar is hij op 6 januari 1945 gefusilleerd. Als zijn moeder hoort dat haar zoon niet meer leeft, zegt ze: ‘Dan heeft hij een grote daad verricht.’

Een paar maanden later staat er een jongeman voor de deur van de familie De Rooij. Het is een voormalige celgenoot van Jan, die zijn ouders een laatste groet van Jan komt overbrengen. ‘Treur niet om mij,’ had Jan gezegd. ‘Het is goed, ik ga naar een beter thuis.’

Op 7 juli 1945 vond vanuit de hervormde kerk van Sprang-Capelle de herbegrafenis van Jan plaats. Later kreeg hij postuum de Bronzen Leeuw uitgereikt voor zijn betoonde moed. Hij stond toen al bekend als de redder van de Langstraat. De verhalen over Jan zijn uitgegroeid tot mythische proporties. Zo zou hij volgens sommigen achter een auto naar de hoofdstad zijn gesleept en langdurig zijn gemarteld. Jan is een held.

 

FOTO
Jan de Rooij
(Afbeelding: © Heemkunde Sprang Capelle)

SAMENWERKENDE PARTNERS