I AM VERY FAR AWAY

Author
Laurie Wolffs
Location
Roosendaal
Theme
Freedom

‘I’m very far away, but my heart is back at home. With my wife, who is alone. All I have now is the memory of the fairy tale of my past. However, the day that I will be with you again, is already in my mind. Because my firm belief in you and the loyalty gives me strength to continue waiting’. – Cees Meeuwis

Sergeant Cees Meeuwis fought at the Dutch defence line in 1940. When the Netherlands became occupied by the Germans, the Dutch military forces briefly became prisoners of war. They were released, but in 1943 they were once again summoned to report as prisoners of war. They had to try to survive the war in German prisoner of war camps. In the first years of the war, Cees led a fairly quiet life in Roosendaal, until he was requested to report in Germany.

Cees complied with the request. Without knowing when he would see his wife and children again, he prepared to leave for Germany on 29 July 1943. He was able to celebrate his wife’s birthday the day before. ‘How would they get through the war? Who would take care of them if the war suddenly became worse?’ Cees took one last look at his children’s bedroom and left. The train was filled with Dutch soldiers. They looked at each other and decided to talk about the weather. Cees rolled a cigarette. The weather was good.

The train stopped at Stalag IV-B, the largest prisoner of war camp in Germany. When Cees arrived and the gates closed behind him, he was surrounded by barbed wire. After a sleepless night he had to wake up at 7 o’clock in the morning to report for the daily chores. Life in the camp consisted of head counts, battles against bed bugs and fleas, cleaning the barracks and other small chores. Food was scarce and the number of people with diphtheria grew rapidly. Diarrhoea was ever-present. Over the course of time Cees became malnourished. ‘In September 1944 I leaned, in my dreamlike state, against the barbed wire. The guard shouted and waved at me to move away from the fence. A kind man, he would have been authorised to shoot’.

When the British bombers flew over and the air raid siren went off, the barracks shook. On Monday morning 23 April 1945, the prisoners were ready for the German commander’s visit as usual. He didn’t come. There wasn’t a German soldier to be seen. The prisoners of war were euphoric and Cees lay down in the grass outside the camp. The weather was good.

The former prisoners of war were brought back to the Netherlands by train. ‘We passed places that we knew. Not long before we’re there, lads!’ When they arrived in Roosendaal, the platform was empty. There was no one. Cees left the train, grabbed his belongings and looked around. In the distance, he saw someone cycling towards him. ‘Finally, there was my wife, on the back of a bike, with the two little ones.’

Cees was imprisoned for two years. Sometimes there was a lack of understanding between the Dutch prisoners of war who left their country and the Dutch people who stayed behind. ‘It was impossible for people to imagine what the other had gone through’.

PHOTO

Portrait of Cees Meeuwis, painted during his imprisonment by fellow prisoner Louis Notenboom. (Image: private collection of the Meeuwis family, undated)

PARTNERS

IK BEN HEEL VER WEG

Schrijver
Laurie Wolffs
Locatie
Roosendaal
Thema
Vrijheid

“Ik ben heel ver weg, maar mijn hart is thuis. Bij mijn vrouwtje, dat alleen is. De herinnering aan het sprookje van toen is al wat nu mijn deel is. Maar de dag, dat ik weer bij jou zal zijn, is nu reeds in mijn gedachten. Want mijn vast geloof in jou en de trouw, geeft kracht te blijven wachten”. – Cees Meeuwis

Sergeant Cees Meeuwis streed in 1940 aan de verdedigingslijn van Nederland. Zodra Nederland bezet werd door de Duitsers, werden Nederlandse militairen voor korte tijd krijgsgevangen gemaakt. Vervolgens vrijgelaten, maar in 1943 opgeroepen om zich alsnog te melden als krijgsgevangenen. In Duitse krijgsgevangenenkampen moesten zij de oorlog zien te overleven. Cees leidde in de eerste oorlogsjaren nog een vrij rustig bestaan in Roosendaal, totdat ook hij in 1943 het bericht ontving om zich te melden in Duitsland.

Cees geeft gehoor aan de oproep. Zonder te weten wanneer hij zijn vrouw en kinderen weer zal zien, maakt hij zich klaar om op 29 juli 1943 naar Duitsland te vertrekken. De verjaardag van zijn vrouw heeft hij de dag van tevoren nog kunnen vieren. “Hoe zouden zij de oorlog moeten doorkomen? Wie zou er voor hun zorgen als de oorlog ineens erger werd?” Cees neemt nog een laatste blik, naar de slaapkamer van de kinderen en loopt dan aan. Eenmaal in de trein zit deze vol met Nederlandse militairen. Ze kijken naar elkaar en besluiten het over het weer te hebben. Cees rolt een sigaret, het is mooi weer.

De trein stopt bij Stalag IV-B, het grootste krijgsgevangenkamp van Duitsland. Als Cees aankomt en de poort achter hem sluit, is hij omringd door prikkeldraad. Na een slapeloze nacht moet hij om zeven uur in de ochtend opstaan om zich te melden voor de dagelijkse taken. Het leven in het kamp bestaat uit groepstellingen, vechten tegen de wandluizen en vlooienplagen, de barakken schoonmaken en ander klein geklus. Het eten is er schaars en het aantal mensen met difterie neem hand over hand toe. Diarree is een dagelijkse gast. Cees raakt in de loop van de tijd ondervoed. “In september 1944 leunde ik in mijn dromerige toestand tegen het prikkeldraad. De torenwachter stond te roepen en te zwaaien dat ik daar weg moest gaan. Een goede kerel, hij had ook mogen schieten”.

Wanneer er Engelse bommenwerpers overvliegen en het luchtalarm loeit, staan de barakken te schudden. Op maandagochtend 23 april 1945 zitten de krijgsgevangenen als gewoonlijk klaar voor de Duitse bevelhebber. Hij komt niet. Er is geen Duitse soldaat te bekennen. De krijgsgevangenen zijn euforisch en Cees gaat buiten het kamp in het gras liggen. Het is mooi weer.

Met treinen worden de ex-gevangenen terug naar Nederland gebracht. “We reden nu langs bekende plekjes, nog even jongens, en we zijn er!” Eenmaal aangekomen in Roosendaal, is het perron leeg. Er is niemand. Cees stapt uit, pakt zijn bagage en kijkt in het rond. In de verte ziet hij iemand aan komen fietsen. “Eindelijk kwam mijn vrouwke, achterop een fiets gezeten, met de twee kleintjes.”

Cees had twee jaar in krijgsgevangenschap gezeten. Het begrip was wel eens zoek tussen Nederlandse krijgsgevangenen die hun land hadden verlaten en de Nederlanders die waren achtergebleven. “De een kon zich niet indenken wat de ander had meegemaakt”.

 

FOTO
Portret van Cees Meeuwis, geschilderd tijdens zijn gevangenschap door medegevangene Louis Notenboom.
(Afbeelding, privébezit familie Meeuwis, z.j.)

SAMENWERKENDE PARTNERS